Gemeten bloeddrukwaarden vergelijken met de meting van de (huis)arts

Is mijn bloeddrukmeter accuraat?
Een veelgestelde vraag is waarom bloeddrukmetingen met een thuisbloeddrukmeter soms afwijken van de waarden gemeten bij de (huis)arts. Kan ik vertrouwen op mijn bloeddrukmeter?

Het antwoord is ‘Ja’.
De bloeddrukmeters die wij leveren zijn klinisch gevalideerd en getest volgens minimaal één van de drie internationale protocollen. Dit betekent dat ze fabrieksmatig zijn gekalibreerd voor betrouwbaarheid en nauwkeurigheid, en zonder deze kalibratie zouden ze niet op de markt gebracht mogen worden.

Samenvatting artikel

  • Thuisbloeddrukmeters zijn nauwkeurig en klinisch gevalideerd.
  • Verschillen tussen thuis- en artsmetingen kunnen optreden door diverse factoren.
  • Meetmoment, situatie en spanning beïnvloeden bloeddrukresultaten.
  • Het regelmatig nakijken van bloeddrukmeters is belangrijk voor nauwkeurigheid.
  • Voor vergelijkbare resultaten is het raadzaam om een gemiddelde van drie metingen te nemen.
  • Er is een klinisch geaccepteerde marge van 5 tot 10 mmHg voor de bovendruk, zoals vastgesteld in de standaarden voor huisartsen.

Hoewel de bloeddrukmeter zelf nauwkeurig meet, kunnen de resultaten afwijken van metingen bij de huisarts of andere klinisch gevalideerde meters. Deze verschillen zijn echter doorgaans geen aanwijzing dat de meter niet goed werkt. Er zijn andere factoren die de metingen kunnen beïnvloeden.

Waarom zijn er verschillen in bloeddrukmetingen?

Er zijn verschillende redenen waarom bloeddrukmetingen thuis en in de spreekkamer van de arts kunnen variëren. Hieronder worden de belangrijkste oorzaken uitgelegd.

1. Moment van de meting

Bloeddruk schommelt gedurende de dag en kan op verschillende tijdstippen aanzienlijk variëren. Het is het beste om bloeddrukmetingen te doen op vaste tijden, bij voorkeur ’s ochtends voor 10:00 uur of ’s avonds na 19:00 uur, wanneer de bloeddruk doorgaans stabieler is.

2. Situatie en omgeving

Omgevingsfactoren kunnen een grote rol spelen in de bloeddrukwaarde:

  • Beweging, praten, stress en zelfs nervositeit bij de arts kunnen een meetresultaat beïnvloeden.
  • Dit staat bekend als het ‘witte-jassen effect’, waarbij de bloeddruk in de praktijk hoger kan uitvallen dan thuis.

3. Verborgen hypertensie

Omgekeerd kan de bloeddruk thuis soms hoger zijn dan in de spreekkamer. Dit fenomeen staat bekend als ‘verborgen hypertensie’ en kan voorkomen wanneer de bloeddruk juist stijgt in ontspannen thuisomstandigheden. Dit benadrukt het belang van herhaalde metingen in verschillende situaties.

4. Vergelijking van verschillende meetmomenten

Het heeft weinig zin om een ochtendmeting thuis te vergelijken met een middagmeting bij de arts, omdat de bloeddruk door de dag heen natuurlijk fluctueert.

5. Leeftijd van de bloeddrukmeter

Met de tijd kan een bloeddrukmeter in nauwkeurigheid achteruitgaan door slijtage, vooral in het pompsysteem dat het manchet opblaast. Fabrikanten raden aan om de bloeddrukmeter, zeker bij intensief gebruik, om de vijf jaar te vervangen. Voor minder frequent thuisgebruik kan een meter vaak langer meegaan. In huisartsenpraktijken en ziekenhuizen worden bloeddrukmeters jaarlijks gecontroleerd.

Herkalibratie van digitale meters – wat inhoudt dat ze opnieuw afgesteld worden op nauwkeurigheid – is alleen mogelijk in de fabriek. Wij bieden wel een controleoptie met speciale kalibratieapparatuur om de nauwkeurigheid van uw meter tot op 0,1 mmHg te verifiëren. Na deze controle ontvangt u een officieel keuringsrapport met de bevindingen.

Analoge versus digitale metingen

Sommige artsen prefereren de analoge meetmethode met een stethoscoop en secondewijzer, die zeer nauwkeurig kan zijn afhankelijk van het gehoor van de arts. Echter, steeds meer artsen stappen over op digitale bloeddrukmeters, vaak dezelfde modellen die ook geschikt zijn voor thuisgebruik.

Hoe bloeddrukmetingen correct vergelijken?

De juiste manier om bloeddrukmetingen te vergelijken is door het gemiddelde te nemen van drie opeenvolgende metingen. Vaak valt de eerste meting hoger uit, waarna de waarden zich stabiliseren. Door een gemiddelde van drie metingen te nemen, wordt dit effect verminderd.

Zelfs dan kunnen er lichte verschillen zijn, maar deze vallen doorgaans binnen de klinisch geaccepteerde marge van 5 tot 10 mmHg voor de bovendruk, zoals vastgesteld in de Nederlandse standaarden voor huisartsen.

Aanbevolen artikelen

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.